Hoe komen juryverschillen tot stand?

Een duidelijk juryverschil in de dressuur kan de gemoederen bezig houden. Want hoe kan dit gebeuren wanneer meerdere juryleden naar hetzelfde zitten te kijken? Toch blijken juryverschillen in de praktijk veel vaker verklaarbaar dan je zou denken. Hoe dit precies zit, bespreken we met drie ervaringsdeskundigen.

Tekst Peter van Pinxteren Beeld Arnd.nl, Digishots

In de Subtop, dus vanaf de klasse ZZ-Zwaar, zitten standaard meerdere juryleden aan de baan, variërend van twee tot vijf. In de breedtesport, oftewel van de klasse B tot en met ZZ-Licht, komt dit wat sporadischer voor en gebeurt dat vrijwel alleen tijdens selectiewedstrijden en kampioenschappen, variërend van twee tot drie. “In de breedtesport is dit niet altijd realiseerbaar, mede vanwege het kostenplaatje, maar het is wel altijd een verrijking om meerdere juryleden aan de baan te hebben, omdat het helpt bij de objectivering van de beoordeling.”

Aan het woord is Joukje Hak, teamleider wedstrijdsport bij de KNHS en zelf actief dressuuramazone. Ze erkent dat een groot juryverschil nooit fijn is en kan het plaatsen dat dit tot onbegrip en mogelijk zelfs wrevel leidt bij ruiter en aanhang. “Als je competitief bent ingesteld, kan een verschil in beoordeling iemand wel eens triggeren, en vrijwel altijd gebeurt dat door de lagere beoordeling. Terwijl dat helemaal niet hoeft te betekenen dat dat jurylid jou minder goed vond of diezelfde proef heel anders heeft beleefd. Waarschijnlijk heeft hij of zij wel iets anders gezien.”

BUIKPIJN 

Begrip voor de niet prettige ervaring wanneer een groter juryverschil optreedt, is breed aanwezig. Remco Zuidam benadrukt dat dit verder gaat dan de ruiter alleen. “Ik vind het belangrijk om aan te geven dat wij als juryleden ook enorm balen van een duidelijk puntenverschil. Wij werken als een team en je gaat met buikpijn naar huis als er een of twee combinaties tussen zaten, waarbij het duidelijk niet matchte met de punten.”  

Zuidam staat te boek als een ervaren jurylid in de Subtop tot en met Lichte Tour-niveau en volgt momenteel de opleiding tot Grand Prix-jurylid. Uit zijn woorden maken we op dat hij in de praktijk niet zomaar met een onbestendig gevoel huiswaarts keert na een wedstrijd. “Als een groot verschil plaatsvindt, is het altijd zo dat we als juryteam dat met elkaar bespreken. In veruit de meeste gevallen is dan de conclusie dat we hetzelfde gezien hebben en dat het op onderdelen maximaal één tot een half punt verschilt. Als je dat patroon door de hele proef heen hebt, krijg je in de totaalscore wel heel snel een groter verschil”, verklaart het Limburgse jurylid.  

dressuurprotocollen liggen op een tafel in de kantine

‘Je moet de nadruk op het gemiddelde leggen en niet op het verschil’

NADRUK OP GEMIDDELDE 

Joukje Hak zegt erover: “Je kunt je voorstellen dat als je beiden een hele mooie uitgestrekte draf ziet, het ene jurylid een 8 geeft en het andere een 8,5. Dat levert op één onderdeel niet zo’n verschil op, maar wel als het ene jurylid over de hele linie net wat hoger zit te punten dan zijn collega. Bedraagt dit gemiddeld een half punt per onderdeel, kom je met dertig onderdelen uit op een verschil van 5%. Dus eindig je bij de ene op 60% en bij de andere op 65% en geeft die 62,5% een mooi gemiddeld beeld van jouw proef. In die zin kan een verschil snel ontstaan en dat zien we in de praktijk ook zo terug.” 

Na afloop van een jurybeurt met twee of meer juryleden is het advies om altijd even met elkaar te evalueren. Voor Jolanda Timmers-Ten Ham, als jurylid actief in de breedtesport, is dit een vanzelfsprekend iets. “Ik vind het heel fijn om na afloop mijn collega te spreken, zeker als er een duidelijk juryverschil is. Je wilt weten waar dat vandaan komt. Daarom is het zo leuk om met tweeën te jureren. Hoe vaak krijg je nu de kans met iemand te sparren? Het is voor een deelnemer ook iets om te omarmen. Ik vind daarom dat je de nadruk op het gemiddelde moet leggen en niet op het verschil.”  

‘Het is altijd een verrijking om meerdere juryleden aan de baan te hebben’

HOE KAN DAT? 

Timmers beoordeelt al twaalf jaar lang dressuurcombinaties, momenteel tot en met de klasse M, en zit bijna ieder weekend aan de ring. Ze put uit haar ervaringen op de regiokampioenschappen, zowel in haar eigen Noord-Holland als in Friesland, en benoemt een ander gegeven dat aan de basis staat van veel juryverschillen: “Doordat je vanuit een hele andere hoek dan je collega zit te kijken zorgt dit ervoor dat je verschillende cijfers krijgt. Neem de middendraf over de diagonaal. Als je die moet beoordelen van je af en je ziet alleen de benen, denk je ‘wat gaat hij lekker over de benen’, maar als het paard aan de voorkant zijn mond open heeft, kan ik dat niet zien. Dan kun je zomaar een 8 en een 4 krijgen. Maar juist daarom is het zo goed dat je het vanuit verschillende hoeken bekijkt.” 

De 41-jarige Zuidam zit regelmatig op andere posities en kan het alleen maar beamen. “Dit is absoluut zo. Een simpel voorbeeld. Als een paard bij een uitgestrekte stap van H naar B de tong aan de rechterkant eruit steekt, gaat de jury bij E het zeker zien, bij H misschien en bij M zeker niet. Dus E gaat naar een onvoldoende, terwijl M nog altijd enthousiast kan zijn over de zeer ruime stap en een hoog cijfer geeft. Zoiets komt bij de evaluatie duidelijk naar voren en beide juryleden hebben gelijk, want ze hebben beoordeeld wat ze konden zien. Vervolgens kan ik me voorstellen dat een deelnemer denkt: ‘Ja hallo, een 4 en een 8. Hoe kan dat?’ Maar het gebeurt dus wel zo in de praktijk.” 


‘Juryleden en ruiters hebben elkaar gewoon hard nodig

COMPLETER BEELD 

Voor de teamleider wedstrijdsport is het een veelvoorkomend fenomeen. Hak: “Vaak wordt gezegd ‘hoe kunnen juryverschillen ontstaan als twee mensen naar hetzelfde zitten te kijken?’, maar dit klopt dus niet zomaar. Vanuit verschillend perspectief naar een oefening kijken, zorgt ervoor dat de ene jury de oefening anders ziet dan de andere. Er zijn veel voorbeelden van oefeningen die door verschillende posities aan de baan een ander perspectief opleveren. Neem alleen al een beeld van voren bij C versus een beeld van opzij vanaf E en B. Weliswaar betekent dit een grotere kans op juryverschillen, maar tegelijkertijd krijg je als combinatie wel een completer beeld door zo’n beoordeling, met een betrouwbaarder punt als gemiddelde. In mijn ogen is het daarom veel vervelender als de plaatsingen ver uit elkaar liggen, dan wanneer er bijvoorbeeld 5% verschil is, maar slechts één plekje in de klassering tussen de beide juryleden.” 

Dat de plaatsingen bij verschillende juryleden een belangrijker ijkpunt zijn dan de punten, wordt door alle drie erkend, al plaatst Zuidam nog een kanttekening. Hij zegt: “Als je heel strak op één lijn zit met de punten kun je wel weer sneller plaatsingsverschillen krijgen. Als je bijvoorbeeld tussen jouw nummer 1 en 4 maar enkele punten verschil hebt, kan bij je collega de klassering net anders zijn.” 

INTENSIEF 

Uit de woorden van de juryleden komt naar voren dat het ook voor hen een sport is om een goed resultaat neer te zetten. “Dat klopt zeker”, bevestigt Jolanda Timmers. “Daarom volgen we ook bijscholingen en proberen we met elkaar te overleggen, zodat we zoveel mogelijk op één lijn zitten voor de ruiters. Maar er komt altijd een stukje mensenwerk bij kijken en dat maakt het soms lastig.”  

“Jureren is inderdaad een moeilijke taak”, vult Hak aan. “Je moet het met je ogen en met je brein doen. Er zijn veel visuele aspecten om tegelijkertijd te interpreteren. In de opleidingen leren we daarom eerst het totaalbeeld in je op te nemen en je daarna te focussen op de details. Vervolgens moet er nog een toelichting bij diverse punten, want dat is heel belangrijk voor de ruiters, dus ook dat vraagt concentratie.”  

Subtopjurylid Zuidam: “Als ik een wisselserie beoordeel, moet ik wissels tellen, naar de kwaliteit van de galop blijven kijken, en schiet je af en toe met je oog naar het hoofd en de hals. Doordat je zo gefocust bent op het tellen en de kwaliteit van de wissels, kan het zijn dat je mist van wat er allemaal aan de bovenkant gebeurt en dan gaan je hersenen dat zelf invullen en meen je het wel gezien te hebben. Als er echt iets niet goed is bij de aanleuning wordt je aandacht daar wel door getrokken, alleen heb je dan mogelijk net die telfout gemist. Zo kan ik na een rubriek van 32 combinaties aardig gesloopt zijn. Het is heel intensief, maar ik wil niet klagen want het is bovenal hartstikke leuk.” 

een jury kijkt vanuit de auto bij de letter c naar een dressuurcombinatie in de ring

OPLEIDING TOT JURYLID

De opleiding tot dressuurjurylid wordt verzorgd door de KNHS. Iedereen wordt daarin hetzelfde getraind bij de opbouw van een cijfer voor een onderdeel. Dit gebeurt aan de hand van het bekende Scala van de opleiding en met behulp van zogenaamde denkstijlen, om zo te komen tot een objectief oordeel. Als we de BLM-cursus als voorbeeld nemen, bestaat deze uit tien opleidingsavonden. Deelnemers, die allen al een sportklassering hebben, worden voorzien van een handboek en eigen online leeromgeving, en krijgen het nodige huiswerk mee. Vervolgens legt iedereen een theorie- en een praktijkexamen af, maar daarna begint het eigenlijk pas. Als aspirant jurylid ga je stagelopen en is er een verplicht aantal proeven dat je moet beoordelen en waar je een portfolio over bijhoudt. Voordat mensen zelfstandig aan de baan komen, hebben ze al aardig wat meters gemaakt. Dit hele traject van een half jaar tot acht maanden komt terug in alle opleidingen, en doe je dus ook weer als je vervolgens ZZL-jurylid wilt worden. Naast de opleiding zijn er diverse bijscholingen, waar ook gefocust wordt op uniformiteit en tegenwoordig veel met videomateriaal wordt gewerkt. Meer informatie vind je hier. 


SOCIALE MEDIA 

Dat leuke aspect is spijtig genoeg niet altijd aanwezig. Er zijn voorbeelden van deelnemers die sociale media als digitale uitlaatklep gebruiken voor hun ongenoegen over de jurering. Zuidam: “Ik hoor het inderdaad om me heen. Dat is natuurlijk niet specifiek een issue in onze sport, maar een maatschappelijk probleem. Ik weet dat juryleden hierdoor gestopt zijn. Ze doen het voor de hobby, maar krijgen er eerder negatieve energie van.” 

“Ik vind het best frustrerend dat mensen zo de nadruk op het juryverschil leggen, terwijl dat vaak goed te verklaren en te onderbouwen is”, voegt de 45-jarige Timmers toe. “Je hoort het achteraf of leest het op social media en ziet dan dat mensen best lelijk kunnen doen. Het stukje begrip mis ik en zou ik graag willen overbrengen naar mensen die starten. Ga gerust eens naast de jury zitten en kom een keer mee schrijven. Of ga zelf op de hoek zitten en kijk vervolgens ook hoe de proef eruit ziet vanaf het midden. Juryleden zijn ook gewoon mensen, doen hun werk naar eer en geweten en houden hun zondag vrij om voor de sport op pad te gaan.”  

Hak: “Mensen focussen erg op de verschillen en uit ervaring weten we dat het jurylid dat het laagst heeft gepunt eigenlijk altijd wordt gezien als degene die fout zat. De jury is na afloop van de wedstrijd nog zeker een half uur aanwezig en mensen kunnen dan altijd vragen hoe ze aan de score zijn gekomen.” 

ELKAAR NODIG 

Zoals aangegeven is er breed begrip voor het ontstaan van ongenoegen bij juryverschillen, al wordt het lastiger als de kans om dit samen te bespreken niet wordt aangegrepen. In de praktijk gebeurt dat laatste helaas te vaak. Timmers: “Er komen bijna nooit mensen na de proef naar me toe. Ik zit eigenlijk altijd keurig te wachten, ha ha. Ik vind het juist leuk als mensen wat komen vragen. Dan kan ik nog beter uitleggen wat ik op het protocol heb aangegeven. Van die enkele keer dat het wel gebeurde heb ik dat als positief ervaren, ook vanuit de ruiter. Waarom er zo weinig gebruik van wordt gemaakt? Ik denk dat je dan de vraag kunt stellen ‘Wil je wel echt horen wat er goed en fout ging of wil je dat misschien liever niet?’ Ik snap dat een beoordeling tegen kan vallen en je gevoel misschien anders is, maar ga juist dan naar de jury en op een nette manier het gesprek aan. Dan kom je er samen misschien uit en kun je de volgende keer weer op een positieve manier starten!” 

Vanuit de Subtop klinkt een vergelijkbaar geluid. Zuidam: “Ik verbaas me er echt over dat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van feedback van juryleden. Ik denk dat ruiters daar veel meer uit zouden kunnen halen. In algemene zin mogen ruiters en juryleden dichter bij elkaar komen te staan, vind ik. Dat zou de sport ten goede komen. Juryleden investeren veel in de opleiding en bijscholingen om hun job zo goed mogelijk te doen en ruiters steken veel tijd in training en management rondom het paard om een zo goede mogelijke prestatie te leveren. We hebben elkaar gewoon hard nodig.” 

JURYVOLGSYSTEEM

Wanneer een juryverschil als niet acceptabel wordt gezien, is volgens Joukje Hak moeilijk in een percentage of plaatsing te vangen. “Maar boven de 5% is best wel fors en voor een afwijking van zes tot zeven plaatsen in een rubriek met een grotere ring geldt hetzelfde.” Om uniformiteit binnen het jurycorps te behouden, wordt er voor de nationale juryleden (ZZ-Zwaar tot en met Zware Tour) gebruikgemaakt van het zogenaamde Juryvolgsysteem van Global Dressage Analytics (GDA), dat ook door de FEI wordt ingezet. Hak: “Een jury krijgt hiermee inzicht in het eigen jureren. Hoe beoordeelt hij de oefeningen ten opzichte van zijn collega’s, waar is het jurylid goed in en waar moet het mogelijk nog aandacht aan besteden? Zo draagt het Juryvolgsysteem bij aan ontwikkeling en uniformiteit en geeft het ook de KNHS inzicht in het jureren van de nationale juryleden. We weten dat we in Nederland, Duitsland, Denemarken en Groot-Brittannië de jurering mondiaal gezien op een hoger niveau hebben staan. We moeten alleen niet op onze lauweren rusten en juist meegaan met de beweging waarin het harmonieuze rijden steeds belangrijker wordt. Dat geldt overigens niet alleen voor de juryleden, maar daarin hebben de ruiters natuurlijk ook hun verantwoording.”