Oefeningen met coëfficiënten uitgelicht

Sinds 2022 bevatten de dressuurproeven coëfficiënten op bepaalde onderdelen. Met andere woorden: deze onderdelen tellen dubbel. Als deze goed gaan, leveren ze veel punten op, maar wanneer er in deze oefeningen fouten ontstaan, gaat je score juist hard naar beneden. Juryleden Janine van Twist en Cindy Heijligers waren nauw betrokken bij de invoering van de coëfficiënten en met hen bespreken we deze dubbeltellers. Wat levert punten op en wat juist niet?

Tekst Bettine van Harselaar Video KNHS

De beoordeling van de dubbeltellende oefeningen is voor een jurylid niet anders dan alle andere onderdelen, maar voor de ruiter kan een hoger cijfer hiervoor veel uitmaken voor de uiteindelijke score. Er zijn oefening-specifieke dingen die goed of minder goed kunnen gaan, maar veel factoren zijn voor iedere oefening gelijk: het skala van de opleiding staat aan de basis van ieder cijfer.  
De takt, ontspanning, aanleuning, impuls, het rechtrichten en verzamelen vormen de basis, waarbij de eerste drie factoren vooral op de lagere klassen van toepassing zijn, en de laatste drie in de hogere klassen daar nog bij komen. “Alles hangt vast aan het skala, waarbij de coëfficiënten zijn toegevoegd op een aantal oefeningen die belangrijk zijn om een paard correct en volgens de leerlijn op te leiden”, vertelt jurylid Cindy Heijligers.  
De juiste takt is altijd basisvoorwaarde nummer één in de beoordeling. Als deze verloren gaat, worden de cijfers onvoldoende. Datzelfde geldt voor ontspanning, aanleuning, impuls, rechtrichten en verzamelen. De mate waarin deze factoren verloren gaan, bepalen hoeveel een cijfer omlaag gaat. Voorin het proevenboekje staat een duidelijke uitleg over het skala. We lichten hieronder enkele oefeningen waarop een coëfficiënt zit uit.

Wijken

In de klassen L1 en L2 zit een coëfficiënt op het wijken. Tussen de L1 en L2 zit een verschil in de af te leggen afstand opzij, maar de schuinte is vrij. “De gereden schuinte heeft geen invloed op het cijfer”, legt Cindy Heijligers uit. “Een goede takt en regelmaat, voorbereiding, de juiste stelling en het tonen van een vloeiende voorwaarts-zijwaartse beweging leveren punten op. Het paard moet voor de kuit opzij wijken en parallel aan de lange zijde gaan. Voor echt hoge cijfers moet het paard constant in de aanleuning blijven en vloeiend door de oefening gaan met behoud van takt, regelmaat, balans en stelling.” 
Puntenverlies: Wanneer er iets punten verloren gaan, komt dat volgens Cindy vaak door verlies van impuls, stelling of licht kantelen. “Of als de inzet minder vloeiend is, maar de oefening verder wel correct wordt uitgevoerd. De afwerking is belangrijk.” 
Onvoldoendes: “Echt lage cijfers ontstaan meestal door fouten. Denk bijvoorbeeld aan spanning, ernstig kantelen of een paard dat over de buitenschouder valt. Ook kan de inzet te vroeg of te laat zijn of de stelling verkeerd. Daarnaast zien we vaak dat de achterhand voor komt, of juist te weinig mee.”

Schouderbinnenwaarts

Schouderbinnenwaarts is de eerste zijgang die in de dressuurproeven wordt gevraagd. Hier worden de eerste stappen richting verzameling en draagkracht gezet. Jurylid Janine van Twist legt uit: “Belangrijk in de schouderbinnenwaarts is dat een paard licht gebogen is om het binnenbeen, dat het paard op drie sporen beweegt met een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de hoefslag. Hierbij moet het achterbeen meer onder de massa worden gebracht, om draagkracht en verzameling te ontwikkelen.” 
Voor een hoog cijfer tipt Janine: “Het is belangrijk dat je het onderdeel in de proef van punt naar punt rijdt. In de M1 start de oefening in de hoek en mag je tussen de middenletter en de volgende hoekletter weer rechtrichten, in de hogere klassen moet dit op de letter zijn. De buiging moet constant blijven, net als de hoek en activiteit. Daarnaast moet er een goede balans en souplesse zijn.” 
Puntenverlies: Door verlies van impuls. "Wat je vaak ziet is dat de achterhand naar buiten beweegt, in plaats van de schouder naar binnen. Dat is vooral op de middellijn goed te zien, als de voorbenen op de middellijn blijven in plaats van de achterbenen, of wanneer een paard uitzwaait. Ook als je te veel of juist te weinig hoek hebt, wordt het cijfer lager. Wanneer een paard te dwars is, gaat dat meestal ook ten koste van de buiging en beweegt het achterbeen opzij in plaats van onder de massa”, vertelt Janine.  
Onvoldoendes: Het paard slingert of de takt of het ritme gaat verloren. “Ook als een paard verkeerd gesteld of verkeerd gebogen is, gaat het cijfer naar beneden. Net als bij sterk kantelen, veel te dwars rijden of veel te weinig hoek.”

Appuyeren in draf

Vanaf het Z1 zitten er drafappuyementen in de dressuurproeven. Dit is een voorwaarts-zijwaartse beweging, waarbij het paard buigt in de richting waar hij naartoe gaat. Cindy Heijligers: “Hierbij moet het paard gebogen zijn om het binnenbeen en de gedragenheid begint eveneens een rol te spelen.” 
Voor een hoog cijfer moet er al een mate van verzameling zijn. “Dat maakt uit in de kwaliteit van het appuyement. Een paard moet voldoende verzameling tonen, passend bij het niveau. Wanneer je het vloeiend uitvoert, met een correcte voorbereiding, goede impuls en mooi parallel, dan gaan de punten omhoog.” In sommige proeven zien we een zigzag-appuyement, waarbij de buiging naar beide kanten gelijkmatig moet zijn, net als het aantal meters zijwaarts. “Ook moet het omstellen hierin vloeiend zijn.” 
Puntenverlies: “Als de oefening niet van en naar de juiste letter wordt gereden. Vaak zie je dat mensen te vroeg uitkomen; het te schuin rijden gaat vaak ten koste van de impuls en een vloeiende uitvoering. Als de lengtebuiging minder wordt, kost dat eveneens punten. Net als wanneer een paard te weinig parallel gaat of juist de achterhand wat voor heeft.” 
Onvoldoendes: “Als de achterhand te sterk voor of veel te weinig meegaat. Of als het paard de takt verliest, kantelt of te weinig voorwaarts-zijwaarts gaat”, aldus Heijligers.

Appuyeren in galop

Naast de drafappuyementen komen er vanaf de klasse Z2 galopappuyementen in de proeven, ook dit draagt weer bij aan de verdere ontwikkeling van het paard, conform het skala. Van Twist: “De galop moet hierin meer verzameling en souplesse krijgen. Door de voorwaarts-zijwaartse beweging ontwikkel je schoudervrijheid en draagkracht in de achterhand. Een paard moet links en rechts een gelijke buiging en sprong hebben. Daaraan zie je of een paard aan beide kanten evenveel ontwikkeld is en evenveel draagkracht heeft.” 
Voor hele hoge cijfers moet de galop mooi verzameld blijven met een goede sprong en balans. “De grootte van de sprong moet gelijk blijven, en de buiging en souplesse moeten van begin tot eind constant zijn. Het binnenachterbeen moet onder de massa komen en er moet schoudervrijheid zijn.” 
Puntenverlies: “Als de buiging, sprong of draagkracht niet constant zijn of minder worden. Vaak lukt dit bij de inzet nog wel, maar naar het einde van de oefening komt een paard soms meer op de voorhand.” 
Onvoldoendes: "Als de achterhand sterk voor komt, of juist veel te weinig mee. “Een paard kan daarnaast de galop verliezen of met verkeerde buiging gaan. Ook moeten de inzet en het uitrijden op de juiste letter zijn.”

Keertwendingen

De keertwendingen zijn voor veel combinaties een lastige oefening. Ze komen in verschillende gradaties: in de M2 worden ze in arbeidsstap uitgevoerd en komen zowel de kwartwending als de halve keertwending voor. Cindy Heijligers legt uit: “Hoe hoger de klasse, hoe meer verzameling er wordt gevraagd en hoe kleiner de keertwending moet zijn. Een paard moet in een zuivere viertakt stappen, correct gesteld en gebogen zijn en om het spilbeen heen stappen. Het binnenachterbeen moet in het ritme worden opgetild en neergezet, het voorbeen en het buiten achterbeen stappen daar omheen. Voor hoge scores moet de keertwending – afhankelijk van de klasse – de juiste grootte hebben, taktmatig zijn en het paard moet actief en constant in de aanleuning zijn.” 
Puntenverlies: De oefening krijgt nog een voldoende wanneer de takt en het ritme behouden blijven, maar als er misschien minimaal verlies van impuls of buiging ontstaat. “Het paard stapt dan nog wel om het spilbeen. Vaak zien we ook dat mensen te travers-achtig inzetten of dat een ruiter niet mooi recht inzet. Ook kan de balans verloren gaan​​​​​​​."
Onvoldoendes: Als een paard blijft staan en de takt verliest. “Onvoldoendes krijg je ook door te veel zijwaarts stappen, terug stappen, het om de middenhand stappen of uitzwaaien.”

Pirouettes

In de klasse ZZ-Licht worden voor het eerst galoppirouettes gevraagd, zowel van 90 als 180 graden. “Deze mogen in het ZZ-Licht nog iets groter zijn dan bijvoorbeeld in het ZZ-Zwaar of de Lichte Tour”, legt Janine van Twist uit. “De voorhand moet in een pirouette om de achterhand draaien, waarbij het buitenachterbeen om het binnenachterbeen draait. Het paard is daarbij licht gebogen in de richting waarin hij draait. Belangrijk is ook dat de achterhand gewicht opneemt.” Janine tipt dat het rechtstellen tussen de twee kwartpirouettes belangrijk is. “Zet de tweede in als het paard met de neus bijna bij de wand is. Wanneer je 90 graden draait, kom je ongeveer een paardlengte van de hoefslag af. Ga recht eruit en stuur dan pas terug naar de hoefslag.” 
Voor een hoog cijfer is de verzameling belangrijk: “Net als de grootte, plaats en sprong. Het in- en uitrijden moet recht zijn, en de balans en souplesse moeten behouden blijven. Daarnaast moet het aantal spongen correct zijn.” 
Puntenverlies: Wanneer het cijfer lager wordt, gaat er volgens Van Twist vaak iets verloren qua buiging of sprong. “Het paard doet dan nog wel een pirouette, maar de draagkracht wordt minder, of bijvoorbeeld de inzet of het uitrijden is slordig.” Het cijfer zakt nog verder als de takt minder wordt. “Dan gaat de sprong echt verloren. Ook uitzwaaien, balansverlies of heel scheef in- of uitrijden kost punten. Dat geldt eveneens voor te travers-achtig inzetten of door het binnenbeen vallen.” 
Onvoldoendes: Grote issues in de aanleuning, omspringen of zelfs de galop verliezen.

De stap

In alle klassen zit een coëfficiënt in het stapgedeelte. “Dit is omdat de stap vaak een ondergeschoven kindje is. Vaak zien we dat de takt hierin verloren gaat, daar willen we aandacht voor hebben. Met coëfficiënten houden we de uitvoering van de gangen in balans”, vertelt Van Twist.  
Een goede stap heeft altijd behoud van takt en ritme, met daarin een mooie constante aanleuning. De arbeidsstap is volgens Heijligers regelmatig en ongedwongen. “Een paard moet hierin ontspannen en constant doorstappen, actief zijn en een lichte, elastische aanleuning hebben. Dit is de basis van de stap.” In de B en L1 wordt nog geen midden- of uitgestrekte stap gevraagd, maar een ‘verruiming’. Heijligers: “Ook dat is onderdeel van de leerlijn. Vooral het laten zien van goede overgangen is belangrijk en dat het paard vloeiend, los door het lijf naar voren stapt in de verruiming.”  
Vanaf de Z dressuur wordt er verzamelde stap gevraagd. Van Twist: “Hierin moet het ritme behouden blijven. De gewrichten moeten meer buigen en de oren het hoogste punt blijven. Een paard moet niet te snel gaan, maar zeker niet te langzaam. Ook de verzamelde stap heeft activiteit, maar dan met meer opwaartse, verheven passen. Te langzaam stappen, verlies van takt, activiteit of rechtgerichtheid kost punten. Zorg dat je als ruiter duidelijk verschil maakt tussen een verzamelde, midden- of uitgestrekte stap.” 
In de midden- of uitgestrekte stap moet het paard de passen verlengen én het frame verlengen. “Een paard moet soepel naar de hand toe stappen. De ontspanning is hierin eveneens belangrijk.”

Waarom coëfficiënten?

“De coëfficiënten kennen we al vanuit de FEI-proeven”, legt Van Twist uit. “Deze vinden we bij onderdelen die combinaties in de doorlopende leerlijn goed moeten beheersen op het niveau dat gereden wordt. Hierdoor komt er een groter accent te liggen op het rijkunstig niveau: de moeilijke onderdelen wegen zwaarder. Zo hopen we de stap naar een hogere klasse of zelfs internationale wedstrijden meer te stroomlijnen. Het geeft een richting aan waar mensen in hun training aan kunnen werken.”

KNHS Dressuurproevenapp

De videobeelden in dit artikel zijn afkomstig uit de KNHS Dressuurproevenapp. Met deze app heb je alles wat je nodig hebt om je goed voor te bereiden op jouw dressuurproef. Naast het kunnen inzien, inspreken en bekijken van video’s van de proeven en tips van juryleden is de app voorzien van meer content die je kunt gebruiken bij jouw wedstrijdvoorbereiding. Wil je bijvoorbeeld graag je dressuurproef oefenen, maar is er niemand in de buurt om je proef even voor te lezen? De app bevat vooraf opgenomen audio van alle F-proeven en alle proeven van de klassen BB tot en met het ZZ- Zwaar. Je kunt de KNHS Dressuurproevenapp twee weken gratis uitproberen via de appstores.