Belang van social license

‘We moeten allen ambassadeur van onze sport zijn’

De social license to operate en dan vooral het behoud ervan is van groot belang voor de toekomst van de paardensport. Wat dit precies inhoudt en wat we zelf kunnen en misschien wel moeten doen om draagvlak voor onze sport te houden, bespreken we met mensen die zich verdiept hebben in dit onderwerp.

Tekst Peter van Pinxteren Beeld Arnd Bronkhorst, Hippic Projects, archief Paard&Sport

De social license to operate - afgekort SLO of kortweg social license - is een mondiaal gebruikte term. Het is geen officiële vergunning, maar staat voor een ongeschreven, informele goedkeuring van de maatschappij of breder publiek om dat te mogen blijven doen waar je mee bezig bent. In ons geval dus sporten met paarden. Kortweg gesteld; zonder SLO ontbreken maatschappelijk draagvlak en acceptatie voor het gebruik van paarden in de sport.  

“Als wij onze paardenhobby voort willen zetten, moeten we ons er heel erg van bewust zijn dat die social license steeds bepalender gaat worden”, benadrukt Jasmijn de Bruijn. “Als je ziet hoe dat zich ontwikkelt, loopt het steeds meer uiteen hoe de maatschappij naar ons kijkt. Vroeger stonden mensen dichter bij de natuur en waren landbouwhuisdieren veel meer geïntegreerd in het dagelijkse leven. Bij de mensen die in de steden wonen wordt die afstand juist alleen maar groter. Daar komt bij dat de sport ook een duidelijke commerciële afslag heeft genomen, waardoor werelden meer uiteen lopen. Mochten wij echt het draagvlak van de maatschappij gaan verliezen, wordt het denk ik heel lastig om onze liefhebberij voort te zetten.”   

‘De intrinsieke motivatie om te veranderen vind ik eigenlijk veel belangrijker dan wat de buitenwereld ervan vindt’

Andere tijden

De Bruijn maakt deel uit van de werkgroep Publieke Opinie van de overkoepelende Sectorraad Paarden, toont zich ook als ruiter, bitfitter en moeder van een rijdende dochter betrokken bij dit onderwerp en uit dat onder meer op social media. Haar woorden weerklinken deels bij Theo Ploegmakers. De oud-voorzitter van de KNHS en aftredend voorzitter van de Europese Paardensportfederatie EEF heeft al langere tijd het behoud van de social license top of mind. Hij zegt erover: “Onder social license valt best veel, net zo goed zaken als de ruimte die paarden innemen en de wijze waarop ze het milieu belasten. Dat er met paarden gesport wordt binnen een gemeenschap moet dan ook op een manier gebeuren die voor deze gemeenschap acceptabel is. Waar in het verleden de meeste mensen opgroeiden met paarden en wisten wat een paard was, zien we de maatschappij daar nu verder vanaf staan. Paarden werden vroeger gebruikt voor het leger en de landbouw en iedereen vond dat normaal. Dat er miljoenen paarden in de oorlog sneuvelden of acht uur op een dag moesten ploegen, daar stelde niemand vragen over. Nu leven we in een andere tijd en gebruiken we paarden voor iets dat niet meer noodzakelijk is. Mede daardoor kijkt men er anders tegenaan. Hoe gaan jullie om met een paard en is het wel reëel dat je hem zo behandelt alleen omdat je plezier met dat paard wil hebben? Er zijn veel mensen, die in de stad wonen op vier hoog achter en zelden een paard zien. De kennis over paarden is gemiddeld genomen veel beperkter, maar ze hebben wel een mening over het feit dat er met paarden wordt gesport en dan helpt het ook niet als ze het als een rijke-mensen-sport beschouwen.”

Een steward controleert de neuwsriem bij een dressuurcombinatie

‘Met oog op de neusriemregel zou je meer over handhaving mogen communiceren.’

Intrinsieke motivatie 

Dr. Ir. Kathalijne Visser vormde samen met Ploegmakers enkele jaren geleden de Nederlandse afvaardiging in een speciale commissie van de mondiale paardensportfederatie FEI. Deze richtte zich onder meer op het thema social license en kwam met aanbevelingen. Visser, in het dagelijks leven lector Human-Animal interactions aan Aeres Hogeschool Dronten, verschuift mede daarom de aandacht naar onze eigen inbreng en zegt: “Het is niet alleen van belang om te weten wat de buitenwereld van ons vindt, maar net zo belangrijk om te kijken wat we er zelf van vinden. Als je veranderingen wil inzetten, moet je wel eerst zelf weten waar je staat. Waar zit sowieso de ruimte om te veranderen, zonder dat je dit laat opleggen door de buitenwereld? De intrinsieke motivatie om te veranderen vind ik eigenlijk veel belangrijker dan wat de buitenwereld ervan vindt.”  

Ze vervolgt: “Een ander belangrijk onderdeel van social license is hoe transparant je naar buiten toe bent. Als de maatschappij vertrouwen moet hebben in jou, moet je dat ook uitstralen en verdienen. Het is dus niet alleen dingen op orde hebben of ergens tegenop treden, maar dat ook laten zien. Daar laten we nog wel wat liggen. Ik heb al in eerdere uitingen in de media gezegd dat we niet alleen moeten laten zien hoe mooi het is om met paarden om te gaan, maar ook laten zien dat we erkennen dat er dingen zijn die we minder mooi vinden en dat we daarmee bezig zijn en ertegen optreden. Ik denk dat vooral het laatste bij mensen, die er weinig vanaf weten, vertrouwen schept.” 

overzicht van een binnenbak met springparcours met mensen langs de kant

Juist in de sport komen veel ruiters en paarden bij elkaar en wordt veel op beeld vastgelegd.

portretfoto van kathalijne visser

Kathalijne Visser: ‘We moeten ook erkennen dat er dingen zijn die we minder mooi vinden en dat we daarmee bezig zijn en ertegen optreden’ 


Orka’s in Seaworld 

Jasmijn de Bruijn haakt hierop op aan door te zeggen: “Natuurlijk moeten we het positieve beeld naar buiten brengen, maar aan de andere kant vind ik ook dat we kritisch op onszelf moeten zijn. Ik zie bij onze top ook nog wel gebruiken en opvattingen waarvan ik denk, ‘dat kan gewoon niet meer’. Zo kunnen we een blauwe tong simpelweg niet goedpraten. Zoals ik ernaar kijkt, zit zo’n probleem ergens verweven in de manier van rijden en wat er gewaardeerd wordt in de ring. Het is lastig om dat te doorbreken, want ruiters gaan toch rijden naar wat beloond wordt en ruiters zijn groot geworden door te doen wat ze altijd al deden. Daar staat tegenover dat ik bij veel ruiters de bereidheid zie om het ook anders te doen.”  

Ploegmakers: “Ik heb in een eerder interview gezegd dat de topruiters niet kunnen bepalen hoe het moet. Dat moeten we met zijn allen doen. Als ik de voorzitter van de internationale vereniging voor springruiters hoor zeggen, ‘wanneer de FEI zich gaat bemoeien met de neusriemen is dit het begin van het einde’, denk ik, maar daar gaat het nu juist om. Ik zeg niet dat de FEI altijd gelijk heeft, maar we moeten wel met zijn allen iets doen én begrijpen dat als we sport bedrijven met een paard we het paard met normale middelen tot een prestatie moeten brengen. Juist dan is het hele mooie sport in mijn ogen.”  

“Wij reageren vaak erg defensief”, voegt Visser toe. “Er wordt weer iets over ons geroepen en we proberen het eigenlijk te ontkennen of praten er langsheen door alleen het goede te benoemen. Dan denk ik: ‘Je moet die kritieken wel serieus nemen.’ Er zijn op deze manier sectoren aan ten onder gegaan. Een heel bekend voorbeeld, ook beschreven in de literatuur, is het gebruik van orka’s in Seaworld in Amerika. Toen naar buiten kwam hoe ze daar gehouden en getraind werden, kwam er een opstand van het publiek. Seaworld bleef beargumenteren dat het allemaal niet zo was, maar heeft uiteindelijk de social license verloren.”  

Strakke neusriem 

Volgens Visser is het gebruik van hulpmiddelen een voorbeeld van iets waar we omheen praten in plaats van de vinger op de zere plek te leggen. Zij stond aan de basis van een onderzoek naar hulp- en trainingsmiddelen, dat vorig jaar naar buiten kwam (zie kader), en vindt dat met de conclusies tot heden te weinig is gedaan. Ze zegt: “We hebben met de sector zelf dat onderzoek uitgevoerd en dan moet je niet wachten tot een ministerie maatregelen gaat nemen en misschien dingen gaat verbieden. Je zou dat ten voordele van jezelf moeten gebruiken en zeggen, ‘Oké, er zijn hulpmiddelen waar risico’s aan kleven. Laten we bekijken of we dingen niet op een andere manier moeten doen.’ Neem het tenminste serieus.”  

De Bruijn geeft meer concreet aan: “We mogen duidelijk laten zien dat we zelfkritisch zijn en wat we allemaal doen om te verbeteren. Zo zou je met oog op de neusriemregel meer daarover mogen communiceren. Bijvoorbeeld, we zijn daar op die wedstrijd geweest, hebben 100 paarden gecontroleerd en zien daarin verbetering ten opzichte van de vorige keer. Laat het gerust weten als je ergens op ingrijpt. Dat zijn misschien niet de leuke berichten, ook niet voor alle ruiters, maar je toont wel aan dat je het serieus neemt.”   

‘Mochten wij het draagvlakvan de maatschappij verliezen, wordt het lastig om onze liefhebberij voort te zetten’

een boer is aan het ploegen met zijn paarden

‘Niemand stelde vroeger vragen over dat paarden acht uur op een dag moesten ploegen.’

Vergrootglas 

In de context van dit verhaal passen eveneens nuanceringen. We mogen naar buiten toe misschien niet (zelf)kritisch genoeg zijn, kritiek tussen paardenliefhebbers onderling klinkt er ogenschijnlijk volop, zo maakt alleen al een rondje langs de social media duidelijk. Ploegmakers: “Toen wij vanuit die FEI commissie een onderzoek deden naar mensen met paarden en mensen zonder paarden kwam het grootste aantal reacties, en dat waren er 28.000 binnen drie weken, terug van mensen met paarden en daarvan was driekwart negatief. Wat je ziet is dat mensen aan zeg maar even de onderkant van de sport een hele duidelijke mening hebben over wat er fout is.” De Bruijn zegt erover: “Binnen de sector zijn we altijd heel kritisch, maar vaak wel naar wat de ander beter moet doen. Er worden ook best snel pijlen op de sport gericht, maar het is wel zo dat juist de sport onder een vergrootglas ligt. Dat is een georganiseerd gebeuren, met een hoop ruiters en paarden bij elkaar, er wordt aan alle kanten gefilmd en er zijn allerlei statistieken en onderzoeksgegevens van. Ik spreek echter veel dierenartsen en hoefsmeden. Zij komen op allerlei plekken, ook waar paarden meer alternatief worden gehouden. En zij zien eveneens dingen, maar gaan daar niet een uitgebreid topic over voeren op Facebook. Een paard kan 24/7 buiten staan, maar als het een groot deel van de winter in de modder staat of in een kudde wordt gehouden, waar de samenstelling zo is dat sommige paarden amper slaap krijgen of een droge plek kunnen bemachtigen, valt daar net zo goed wat over te zeggen.”  

Grote middengroep 

Daar komt nog bij dat de echte tegenstanders van de sport, dierenactivisten voorop, bij voorkeur inzetten op uit zijn verband getrokken uitlatingen en excessen als de norm bestempelen. Eerder verscheen dit artikel hierover en het streven naar een eerlijk debat bracht de Sectorraad Paarden tot het lanceren van deze petitie.  

Als we Visser vragen hoe om te gaan met deze materie inzake het behoud van social license, zegt ze: “Dat vind ik een lastige, want het klopt dat die uitlatingen de publieke opinie ook beïnvloeden. Het is niet mijn expertise, maar eerder van een communicatiedeskundige. Het enige dat ik kan aangeven is dat je transparant moet zijn, vanuit je eigen kracht moet werken en je denk ik niet overal op moet reageren. Er zal altijd een deel van de maatschappij zijn dat sowieso tegen is. Daar moet je je energie niet te veel insteken. Er is een hele grote middengroep die twijfelt en beide kanten op kan. Op die groep moet je je focussen.” 

‘Er is een hele grote middengroep die twijfelt en die beide kanten op kan. Op die groep moet je je focussen’

portretfoto van theo ploegmakers

Theo Ploegmakers: ‘De topruiters kunnen niet bepalen hoe het moet. Dat moeten we met zijn allen doen’

Regie pakken 

Uitgaan van de eigen kracht is prima mogelijk in onze sector, komt ook uit de woorden van De Bruijn naar voren: “Ik denk dat we goed kunnen uitleggen dat wat wij doen relevant is voor het paard. Een paard heeft een bepaalde vorm van uitdaging nodig, zoals ze dat ook in de natuur hebben. Juist sport biedt een gelegenheid, zowel voor paard als ruiter, om die uitdaging op te zoeken en dan ook nog in een gereguleerde setting, met regels voor welzijn en veiligheid. Juist dat stukje positieve stress, want stress wordt vaak onterecht geassocieerd met iets negatiefs, heb je nodig om kwaliteit van leven te hebben. En samen die uitdaging aangaan versterkt de band. Zorg wel dat je als ruiter de juiste kennis tot je neemt en neem vervolgens je verantwoordelijkheid. We moeten allemaal een beetje ambassadeur van onze sport zijn.”  

Visser benadrukt het belang van juiste kennis inzetten, en zegt: “Je kunt op positieve wijze de media halen als je laat zien dat je met zijn allen aan het leren bent, je de leerprincipes bewust toepast en aan de gang bent met het goed kunnen lezen van gedrag. Laat goede voorbeelden zien! Op dit moment zit je als sector eerder in de slachtofferrol. Dan loopt iedereen over je heen. Je moet de regie terugpakken en aangeven waar je voor staat. En dan niet alleen maar het mooie plaatje naar buiten brengen, want dat vind ik echt te ver gaan. Laat ook de dingen zien die misgaan en hoe je daar op reageert.” Ploegmakers: “De paardenwereld moet eerst voor zichzelf vaststellen dat dingen niet goed gaan. Dat is het belangrijkste. We zijn veel te weinig bezig om uit te leggen wat we doen. Maar je moet wel eerst iets goed doen, anders kun je het niet uitleggen.”  

jasmijn de bruijn poseert voor de camera en heeft diverse bitten voor haar neus liggen

Jasmijn de Bruijn, onder meer als bitfitter actief, toont zich betrokken bij het onderwerp social license.

‘Op dit moment zit je als sector eerder in de slachtofferrol’

Onderzoek hulp- en trainingsmiddelen

Het onderzoeksrapport ‘Het gebruik van hulp- en trainingsmiddelen bij honden en paarden’, uitgevoerd door Aeres Hogeschool in Dronten kwam afgelopen zomer naar buiten. Het onderzoek vloeide voort uit een eerder aangenomen motie van PVV’er Dion Grauss en stond vervolgens aan de basis van de begin dit jaar aangenomen motie van de Partij voor de Dieren

In het rapport is te lezen dat door trainers de slofteugel op één wordt gezet als hulp- of trainingsmiddel dat bij incorrect gebruik het welzijn aantast. De risico-inschatting van welzijnsaantasting door dierenartsen en gedragsdeskundigen leverde een ander beeld op. Het tongbandje en de opzet werden door deze experts als meest risicovol ingeschat bij correct gebruik. Bij incorrect gebruik werd het grootste risico op welzijnsaantasting gegeven voor opzet, sporen met wieltjes, zweep, tongbandje, slofteugel en staartbeugel. Het is daarom essentieel dat bij het inzetten van hulp- en trainingsmiddelen deze correct, volgens de leerprincipes worden gebruikt. Dit houdt in dat gewenst gedrag versterkt en ongewenst gedrag afgezwakt moet worden en dat elke druk van het hulpmiddel direct wordt weggenomen zodra het dier de juiste respons geeft.  

Dr. Kathalijne Visser zegt er als onderzoeksleider over: “Een van de boodschappen is dat het niet sec het hulpmiddel zelf is, maar hoe je het gebruikt. Dat betekent dat je goede kennis moet hebben van leerprincipes en gedragssignalen en uit het onderzoek komt naar voren dat daar nog behoorlijke stappen in te zetten zijn.” 

detailfoto van de benen van een ruiter die op een paard zit

Wat doet de KNHS?

De conclusies van het onderzoek naar hulp- en trainingsmiddelen zijn binnen de KNHS breed besproken. Als deze tegen het licht worden gehouden, kan geconstateerd worden dat veruit het meeste aansluit op de huidige reglementen en ook terugkomt in opleidingen en kennisoverdracht vanuit de KNHS. De als meest risicovolle hulpmiddelen bestempelde tongbandje en opzet worden niet gebruikt binnen de KNHS-disciplines en hetzelfde gaat op voor de staartbeugel. Het gebruik van de slofteugel is tijdens KNHS-wedstrijden niet toegestaan en het gebruik van (type) sporen en zweep is gebonden aan regelgeving. Alle toegestane hulpmiddelen, waaronder ook bitten, staan weergegeven in de harnachementsgids, en ook in artikel 119 van het wedstrijdreglement dressuur en in artikel 257 bij het springen is hierover relevante regelgeving opgenomen. Meer over het gewenste gebruik van hulpmiddelen staat beschreven in de KNHS Welzijnscode (paragraaf 2.5). De KNHS staat mondiaal gezien voor een progressief welzijnsbeleid in de sport, met bijvoorbeeld de neusriemregel, de mogelijkheden voor bitloos rijden in de dressuur en het optioneel gebruik van stang en trens. Tot slot is de theorie van de in het onderzoek gemelde leerprincipes vorig jaar toegevoegd aan de lesstof van de aspirant instructeursopleidingen (ORUN 2).  

Met dit alles is een stevige basis gelegd. Deze vraagt wel om verder uitgerold en uitgedragen te worden binnen de paardensector.